Mediteren, opgaan in grootse natuur of een intense muziekbeleving – allemaal manieren om, zoals dat heet, jezelf te verliezen. Zelfverlies staat slecht aangeschreven, maar, leert het nog steeds schaarse onderzoek, het kan een mens ook goed doen.
Jezelf kwijtraken heeft geen goede naam. Want wie zijn het, die zichzelf verliezen? Mensen met te veel drank op, mensen die drugs hebben gebruikt. Mensen met psychiatrische stoornissen. Mensen die met anderen een onvoorspelbare mensenmassa vormen waar de sfeer zomaar, om bijna niets, kan omslaan van uitgelaten vrolijk naar paniekerig of dreigend, agressief. En dan zijn er nog de religieuze ervaringen waarbij mensen zich één voelen met alles. Freud associeerde die met psychopathologie, met een ziekelijk verlangen naar het ‘oceanische’ gevoel van een kind in de baarmoeder.
Dat beeld van gekte is blijven hangen. Ten onrechte, betogen Amerikaanse psychologen in een recent overzichtsartikel in Review of General Psychology (juni). Jezelf verliezen kan ook positief zijn. Zulke positieve zelftranscendente ervaringen kunnen heel verschillende vormen aannemen. Het viel de psychologen op dat een vijftal goed onderzochte verschijnselen – zoals mindfulness (een toestand van aandacht zonder oordelen) en flow (helemaal opgaan in bijvoorbeeld werk) – allemaal een element van ‘zelfverlies’ in zich hebben (zie inzet). Het goede aan zulk soort ervaringen is niet alleen dat ze heel prettig voelen, maar ook dat mensen daarna aardiger, empathischer of altruïstischer kunnen worden. Dat blijkt uit vier van de vijf onderzoeken. Alleen van flow, schrijven ze, is dat nog niet onderzocht.
Maar hoe werkt dat, wat gebeurt er precies? Daar weten we nog weinig over. De vraag waar het zelf zetelt en wanneer het wel en niet ‘thuis is’ raakt aan twee van de meest befilosofeerde, moeilijkst te onderzoeken problemen in de hele wetenschapsgeschiedenis: de vraag of we een vrije wil hebben en de vraag hoe materie en bewustzijn samenhangen (het lichaam-geest-probleem). Zelfs de meest basale dingen zijn nog onbekend.
1 Wat verliezen mensen precies, als ze zichzelf verliezen?
Tja: zelfgevoel, een sense of self. In het Engels is dat misschien iets alledaagser taal dan in het Nederlands. Maar het blijft een problematische omschrijving. Want wat verlies je dan: het besef dat er überhaupt een ‘zelf’ bestaat, de manier waarop je jezelf ziet, wat je van jezelf vindt?
„Het zelf is een moeilijk concept om psychologisch te definiëren”, mailt David Yaden van de universiteit van Pennsylvania, eerste auteur van het artikel. „Momenteel baseren we ons op wat mensen zeggen te ervaren, bijvoorbeeld: ‘mijn gevoel van zelf leek tijdelijk te vervagen’. Het belangrijkste punt is dat mensen niet het bewustzijn verliezen tijdens zelftranscendente ervaringen.” Daarom valt slaap er bijvoorbeeld niet onder (hoewel je ook daarvan kunt zeggen dat je jezelf tijdelijk kwijt bent, dat het goed voelt en dat je er aardiger door wordt).
De onafhankelijke Britse bewustzijnsonderzoeker Susan Blackmore noemt dat wat mensen in zo’n toestand verliezen the illusory self, het denkbeeldige zelf. We hebben het gevoel, beschrijft ze in haar essay Living without free will (2015) dat er een ‘zelf’ in ons lichaam woont dat onze beslissingen neemt, en dat wij dat ‘zelf’ zijn. Maar in feite, zegt Blackmore – en dat zegt bijvoorbeeld ook de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett – worden beslissingen op verschillende plekken in ons brein genomen en bestaat er geen centraal handelend zelf. Het zelf wordt geconstrueerd door het brein, en niet eens continu, maar af en toe. De rest van de tijd is het afwezig.
Heleen Slagter doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de manier waarop aandacht in de hersenen werkt, en naar aandachtstraining, zoals mindfulness-meditatie. Mensen leren daarbij hun aandacht op (meestal) hun eigen adem te richten. Dan kan een vorm van zelfverlies optreden; mensen kunnen het gevoel krijgen los te staan van hun eigen voorbij drijvende gevoelens en gedachten.
Ook Slagter beschrijft het zelf als een construct van het brein. „We hebben moeten leren hoe de wereld eruitziet; de werkelijkheid zoals we die waarnemen is dus een constructie. En het brein is een voorspelmachine, die steeds wil voorspellen wat er straks gaat gebeuren. Dus moet het ook modelleren hoe eigen acties de wereld veranderen en daarmee moet het ook ‘het zelf’ modelleren.” Maar net zoals de hele werkelijkheid niet ‘in’ ons zit – het brein creëert er slechts een afspiegeling van – is ook het zelf niet een continu bestaand iets ‘in’ ons. „Het zelf wordt gezien als iets wat steeds opnieuw gecreëerd wordt door voorbijgaande mentale processen, maar we ervaren het als iets wat statisch is. Dat opperde William James trouwens eind negentiende eeuw al.” James wordt ook door Yaden en Blackmore aangehaald.
Ook binnen oosterse, boeddhistische meditatietradities is het de gangbare gedachtegang dat het zelf steeds opnieuw geconstrueerd wordt, zegt Slagter. Ze mediteert zelf niet, maar vertelt dat er binnen bepaalde boeddhistische stromingen naar wordt gestreefd om door middel van meditatie niet de aandacht te trainen, zoals bij mindfulness in feite gebeurt, maar om juist alle aandacht en denken te laten vallen. „Het steeds construeren van een zelf wordt daarin gezien als een ‘mentale gewoonte’. Als je die overwint, zou je een staat kunnen bereiken waarin je geen zelfgevoel ervaart, waarin tijd en ruimte ophouden en je één grote ruimte ervaart, gevuld met gevoelens van liefde en vrede.” Slagter kent mensen die dat door mediteren hebben ervaren, maar het vereist langdurige intensieve training, zegt ze, en dan nog lukt het niet iedereen die het probeert.
Er zijn ook andere manieren dan meditatie om een overweldigend gevoel van zelfverlies te bereiken, zegt Slagter. Ze noemt LSD. En ze noemt hersenwetenschapper Jill Bolte Taylor, die in een TED-Talk vertelde hoe ze na een hersenbloeding in een staat van totaal welzijn belandde. En, minder bekend, de Amerikaanse actrice Lauren Marks, die beschrijft dat na een hersenbloeding haar interne monoloog totaal was gestopt, álle taal trouwens – heerlijk rustig, vond ze. Beide vrouwen genazen volledig, maar lijken soms nog heimwee te hebben naar een periode in hun leven waarin ze toch op het randje van de dood balanceerden. Wat ons op de volgende vraag brengt.
2 Waarom voelt het (vaak) zo goed om jezelf te verliezen?
„Self”, mailt Susan Blackmore, „leidt tot hebzucht, angst om niet aardig gevonden te worden, schaamte, piekeren, anderen kleineren; het is de bron van veel ellende en waanideeën.” Maar waarom en hoe? „Daar weten we vanuit de wetenschap nog heel weinig vanaf”, zegt Heleen Slagter.
Zelfverlies gaat trouwens niet altijd gepaard met mooie gevoelens. „Mindfulness wordt altijd in heel positieve termen beschreven”, zegt Slagter, „maar recent is er ook meer aandacht voor negatieve ervaringen met meditatie, wat sommige boeddhisten de dark night noemen. Als je je realiseert dat het zelf een illusie is, kan dat ook leiden tot psychiatrische klachten, zoals depressiviteit.”
Ze verwijst naar een onderzoek dat eind mei in Plos One verscheen. Daarin waren zestig volwassenen (voornamelijk witte Amerikanen) geïnterviewd die zeiden problematische ervaringen te hebben gehad met een vorm van boeddhistische meditatie – een op problemen geselecteerde steekproef dus. Van deze mensen zei 82 procent zich er ooit angstig door te hebben gevoeld, 57 procent somber en 18 procent zelfs suïcidaal. Van de deelnemers zei 88 procent dat moeilijke ervaringen in de meditatie hun leven buiten de meditatie hadden beïnvloed.
Dit eerste inventariserende onderzoek toont geen causaal verband aan. Maar wat deze mensen over hun ervaringen vertelden, maakte het volgens de onderzoekers wel minder waarschijnlijk dat alleen mensen die al psychische problemen hadden, die ‘verkeerd’ of onvoorbereid hebben zitten mediteren, of die begeleid zijn door een slechte leraar, nadelige effecten kunnen ondervinden van meditatie.
Ook in andere religieuze tradities zoals de christelijke, is wel beschreven dat trouwe beoefenaars zo’n sombere dark night of the soul-periode kunnen doormaken. Volgens sommigen is het een noodzakelijke barrière, iets waar je doorheen moet op weg naar persoonlijke groei. Voor zover er onderzoek naar gedaan is, is dat niet experimenteel en met heel weinig proefpersonen. (Op internet wordt vaak verwezen naar dit artikel in The Atlantic, uit 2014, dat onderzoek aankondigt.)
Slagter zei al dat mensen na LSD-gebruik vergelijkbare geestestoestanden kunnen rapporteren als na meditatie. Maar of een bad trip door LSD vergelijkbaar is met de spirituele dark night-ervaring, weet ze niet. Het verschil tussen goede en slechte zelftranscendente ervaringen, meent Blackmore, is dat je bij de goede een gevoel van vrijheid ervaart.
De auteurs van het Amerikaanse artikel willen zich nu eerst eens op de positieve vormen richten. „Er zijn inderdaad ook pathologische verschijningsvormen”, mailt Yaden. „Vooral in dissociatieve stoornissen. Daar is al veel onderzoek naar en discussie over, maar over de positieve manifestaties is veel minder geschreven, terwijl die meer voorkomen.”
Veel mensen hebben bijna dagelijks flow-ervaringen, zegt hij. Intense zelftranscendente ervaringen, die horen tot de meest betekenisvolle momenten van het leven van mensen, zijn veel zeldzamer. Evengoed: „Verschillende studies suggereren dat ongeveer 30 procent van de Amerikaanse bevolking een intense zelftranscendente ervaring heeft gehad. Dat is verrassend en fascinerend. Wat triggert zulke ervaringen? Welke neurobiologische mechanismen maken ze mogelijk? Waarom zeggen mensen zich erna beter te voelen? Zulke vragen willen we in toekomstig onderzoek beantwoorden.”
Maar hoe dan?
3 Hoe kun je dit soort ervaringen onderzoeken?
Om te beginnen kun je met vragenlijsten inventariseren waardoor zelftranscendente ervaringen worden uitgelokt, welke soorten er zijn, en wat het gevolg is, laat Yaden weten. Je kunt daar althans een beginnetje mee maken, want in inventariserend vragenlijstonderzoek kun je geen oorzakelijke verbanden aantonen, maar het levert suggesties op voor wat er vaak voor of na gebeurt waarmee je weer verder kunt. „We kunnen mensen ook vragen om over hun ervaringen te schrijven en die beschrijvingen vervolgens kwalitatief onderzoeken, en kwantitatief met computationeel-taalkundige analyse.” Yaden en collega’s zijn bezig een online verzameling van zelftranscendente ervaringen aan te leggen op www.VarietiesCorpus.com, waar mensen ook hun eigen ervaringen kunnen delen.
En, zegt hij: „We kunnen dit soort ervaringen bijvoorbeeld in laboratoriumomstandigheden opwekken, door meditatie, psychofarmaca of non-invasieve hersenstimulatie.” Dat gebeurt ook wel, en zo kun je wél systematisch gevolgen van zelftranscendentie onderzoeken.
„Dat is waarom meditatie voor mij zo interessant is”, zegt ook Slagter. „Omdat experts op het gebied van meditatie deze zelftranscendente ervaringen kunnen reproduceren in het lab en erover kunnen rapporteren.” Bovendien kun je dan kijken wat er in de hersenen gebeurt. In verschillende studies zijn bijvoorbeeld zelftranscendente ervaringen en uittredingservaringen (het gevoel dat je je buiten je lichaam bevindt) geassocieerd met veranderende activiteit in de tempoparietal junction.
Er hangt een zweem van zweverigheid rondom dit soort onderzoek, die er maar moeilijk af gaat. Slagter vertelt dat ze na haar postdoc-tijd een tijdje was gestopt met meditatie-onderzoek. „Ik had het gevoel dat het niet goed was voor mijn wetenschappelijke reputatie. Maar meditatie biedt wel een unieke manier om te onderzoeken hoe plastisch, hoe maakbaar de menselijke geest is. En het feit dat de wetenschap ergens nog weinig van begrijpt, betekent niet dat het niet echt is.”
Weinig begrepen zijn zelftranscendente ervaringen zeker. Is zelfverlies een kwestie van alles of niets? Kun je jezelf ook een béétje kwijtraken? Slagter wijst op een vorig jaar gepubliceerd onderzoek dat inderdaad suggereert dat het ook gradueel kan zijn. En hoe vaak treedt het op? Blackmore vermoedt dat ons gevoel van zelf zelfs „meestal” afwezig is. Misschien merk je dat alleen niet, omdat er op die momenten even geen zelf is dat het kán merken. Maar ook dat is nog onduidelijk. Dan zou je altijd pas achteraf weten dat je een zelftranscendente ervaring hebt gehad, omdat je tijdens die ervaring geen zelfgevoel hebt – maar op de vraag of je het ook kunt merken terwijl het gebeurt, zeggen Blackmore, Slagter en Yaden allemaal dat ze zelfs dat (nog) niet weten.
Dit artikel is te lezen op NRC.nl